DE STRAFKOLONIES
Een strafkolonie werd gebruikt om veroordeelde misdadigers naar toe te sturen. Het principe was heel simpel. Er werd een gevangenis gebouwd waar ze arbeid moesten uitvoeren onder dwang.
De gevangenen moesten lange dagen maken onder vaak erbarmelijke omstandigheden.
Ze werden mishandeld en ontsnappen was zo goed als onmogelijk vanwege de ligging van deze strafkolonies: vaak ver van alles vandaan en omringd door water.
Papillon, velen zullen zich de film nog weten te herinneren of het boek gelezen hebben. Deze verhaalt over een kleine crimineel die onterecht werd veroordeeld voor moord en een levenslange gevangenisstraf krijgt. Omdat er ontsnappingsgevaar was plaatste men hem op het beruchte duivelseiland in Frans-Guyana, een vergelijkbaar kamp. Het verhaal is biografisch en beschrijft de vreselijkheden begaan door het heersende regime. De meeste bestuurders van die strafkolonies waren immers sadisten en daardoor vertoonden die Franse strafkolonies veel overeenkomsten met de latere concentratiekampen. Martelingen, executies, barbaarse en ingenieuze straffen slaagden er echter niet in om de gevangen volledig te breken. De gevangenen ontwikkelden een eigen regime onderling, nauwelijks milder dan het regime opgelegd door het bestuur van het eiland. Het bestaan was er bikkelhard en wie niet in een kist het eiland wilde verlaten had weinig andere opties dan ontsnappen. Wat weinigen lukte.
Of al de transportaties van gevangenen naar die strafkolonies moet beschouwd worden uitsluitend als straf voor criminele feiten is niet bekend. Ik mag niet nalaten erop te wijzen, hoe tussen deportatie en transportatie een verschil bestaat.
Mei 1871 was Frankrijk wel in rep en roer en enkele duizenden opstandelingen moesten na het neerslaan van de legendarische Commune van Parijs voor straf naar het andere eind van de wereld. Enkele honderden Algerijnen werden meegestuurd. Zij waren in die tijd een drieste vrijheidsoorlog tegen de Franse bezetter begonnen en hadden na een maandenlange strijd alle hoop op een overwinning verloren.
In Nieuw-Calédonië aangekomen kon het Franse gezag hun drie verschillende soorten straffen opleggen. De zwaarste bestond uit dwangarbeid en opsluiting in een strafkamp waar ze in hutten verspreid over het eiland leefden. De middelste categorie was verblijf in een versterkte omheining. Het schiereiland Ducos werd daartoe aangewezen, omdat dit een gemakkelijk van het hoofdeiland af te sluiten smalle landtong was. De derde en lichtste straf, die de meeste Algerijnen met nog een drieduizend anderen ten deel viel, was de deportatie.
De gestraften van de tweede en derde categorie maakten deel uit van een kolonisatieprogramma. Ze werden ingezet bij de kolonisatie en ontginning van woeste gronden in het pas verworden overzeese gebiedsdeel. Men kreeg hiervoor gewoon betaald, al was het niet veel: 1 franc per dag. Er was werk te doen in de kobalt- en tinmijnen, bij de wegenaanleg en in de land- en tuinbouw. De Algerijnen hadden, zoals blijkt uit het register, een achtergrond in het leger of in de landbouw. Vanuit hun enclave Gadgi op het huidige Ile des Pins bewerkten ze stukjes land, concessies, die ze later in eigendom konden krijgen. Er was daar een woonbarak voor elk en een algemene ruimte, waar ze vijf maal daags hun gebeden op konden zeggen, eten en vergaderen. Sommigen hielden geiten en verkochten geitenkaas op de markt. Ze waren gezien vanwege hun ruiterkunst en kennis van paardenfokkerij. Boumezrag El Mokrani, de broer van de sjeik, dreef een bloeiende kruidenierswinkel.
De Fransen en Algerijnen mochten bij wet geen contact met elkaar hebben, maar in de praktijk was dat heel anders. Er ontstond een bloeiende handel tussen beiden. Veel Fransen hadden niet genoeg aan de liter wijn die ze dagelijks volgens rantsoen kregen uitgereikt, dus hier omheen ontstond wel degelijk een levendige markt. Dronkenschap, verveling en gebrek aan vrouwen vormden de grootste problemen onder de nieuwkomers in Nieuw-Caledonië.
Het gebrek aan liefde was blijkbaar nogal nijpend voor die mannen. Met de Fransen was wel een aantal vrouwen meegekomen, maar de Algerijnse enclave bestond alleen uit mannen. Homoseksualiteit om de lusten bot te vieren was volop aanwezig. Een andere optie was de gemengde relatie. En als het om trouwen ging, dan koos de Algerijn liever een Française, ook al was zij misschien niet van onbesproken gedrag, dan een wilde autochtone Kanaakse.