Er was eens niets en alles tegelijk. Geen begin, geen einde, alleen fragmenten van een werkelijkheid die nooit helemaal te begrijpen viel. In deze wereld zonder structuur, zonder de bekende regels van verhalen, bewoog een naamloze aanwezigheid.
Het begon met een gevoel. Niet vreugde of verdriet, maar een rauwe, ongefilterde sensatie die door het etherische lichaam van de aanwezigheid golfde. Het was alsof elke vezel van zijn wezen tintelde met het onbekende. Zonder een duidelijke bron of bestemming dwaalde het door de ruimte, op zoek naar… iets.
De aanwezigheid stootte op een flits van kleur, een explosie van blauw met geel die even snel verdween als het was gekomen. Geen context, geen betekenis, alleen een puur zintuiglijke indruk. Het blauw gele mengde zich met geluiden die leken te komen uit een herinnering die nooit echt was geweest: het geritsel van bladeren in een wind die nooit blies, de echo van een lach die nooit klonk.
In deze wereld zonder verhaalstructuren was elke ervaring een eiland, losgekoppeld van het geheel. De aanwezigheid gleed van het ene fragment naar het andere, zich vasthoudend aan vluchtige momenten van helderheid. Een keer rook het de scherpe geur van brandend hout, een andere keer voelde het de koude aanraking van water op zijn huid. Deze indrukken waren even intens als ze vluchtig waren, zonder enige verbinding of narratief om hen te binden.
De tijd zelf had geen betekenis. Wat was een seconde, een uur, een eeuwigheid in een plek waar geen volgorde bestond? De aanwezigheid verloor zichzelf in de vrije associatie van gedachten en beelden. Een boom veranderde in een berg, die vervolgens oploste in een wolk van sterrenstof. Geen transformatie was te vreemd, geen overgang te abrupt.
Zonder de beperkingen van een lineair verhaal, rezen existentiële vragen op als mistige schaduwen. Wat was de zin van deze eindeloze stroom van indrukken? Was er een doel, een waarheid die het kon ontcijferen? De aanwezigheid voelde een diep verlangen naar betekenis, een drang om orde te scheppen in de chaos, maar elke poging glipte als zand door zijn vingers.
Het probeerde woorden te vinden, maar de taal was een ongrijpbaar beest, ontsnappend aan elke poging tot greep. Woorden werden klanken, klanken werden kleuren, kleuren vervloeiden in gevoelens. De aanwezigheid sprak in een taal van vrije associatie, waar elke uitspraak evenveel waarheid had als de stilte erna.
Uiteindelijk, in deze wereld van open eindes, vond de aanwezigheid een vreemde vorm van vrede. Zonder begin of einde, zonder duidelijke verhaallijn, bestond het simpelweg. Het nam de fragmenten in zich op, leerde de schoonheid te zien in het onvolledige, het waardevolle in het vluchtige.
En zo bleef het bestaan, een nomade in een land van chaos, tevreden met het besef dat zelfs in de afwezigheid van bekende structuren, er nog steeds een verhaal was. Een verhaal van zintuigen, van gevoelens, van existentie zonder naam. Een verhaal dat niet verteld hoefde te worden om geleefd te worden.