
Zit Ik gezeten in mijn zitstoel,
de wereld raast, de tijd gulpt voort.
Een meneer passeert, een vrouw volgt,
een fietswiel kraakt, een boodschappentas wiegt.
De bakker bakt, de slager snijdt,
de groenteboer schikt zijn waren rij.
Traditie rijgt zich aan de dag,
een ritme zonder tegenstem, zonder vraag.
Maar onder woorden smeult een vuur,
letters knallen als kruit in de nacht.
Hoop geen troost maar een breekijzer,
geen fluistering, maar een schreeuw van kracht.
De aktentas vol verloren tijd,
papieren bleven achter in de wind.
Geschiedenis die zich herschrijft,
waar woorden wapens zijn, en ideeën blind.
Dus sleur, leur, beur de buurt,
vlecht de klanken, weef de taal.
Want hoop is geen wachten op morgen,
maar vechten met woorden.
Woorden, vrouw, verzinsels
De huisvrouwtjes, anderswezens,
vrouwtjes, vrouwen, vrouw—
mijn vrouw? Nee, niet?
Niet getrouwde vrouw.
Ah ja, woorden,
verzinsels der mens,
scherven van klank,
die vormen, vervormen, vervliegen,
en toch altijd terugkeren.
Wat dat al niet teweeg brengt, woorden.
Ze bouwen huizen zonder muren,
breken harten zonder handen,
binden zonder touwen,
breken zonder slag.
Mijn vrouw? Nee, niet?
Of toch?
In het woord ligt de wereld,
in de klank een belofte,
in de stilte misschien
het enige echte antwoord.
Laten we deze gedachtegang ontleden en de lagen blootleggen, alsof we een oude tekst ontcijferen die lang verborgen is gebleven onder de stof van vanzelfsprekendheden.
De vrouw in taal en betekenis
De woorden die we gebruiken om een vrouw te benoemen, zijn geen neutrale begrippen. “Huisvrouwtjes”, “anderswezens”, “vrouwtjes”, “vrouwen”, “vrouw”—elk woord draagt een lading, een geschiedenis, een verwachting. In onze taal zijn vrouwen vaak gedefinieerd in relatie tot iets anders: de man, het huis, het gezin, het werk, het moeder-zijn.
Maar wat als een vrouw op zichzelf staat? Wat als zij niet “mijn vrouw” is, niet “getrouwd”, niet gevangen in de schaduw van een ander? Dan wordt taal plots ongemakkelijk, dan rammelt de constructie van bezit en definitie. “Mijn vrouw” suggereert eigendom. “Niet getrouwde vrouw” is een uitleg, een afwijking van de norm. Maar waarom moet er een norm zijn? Waarom moet er überhaupt een vastgelegde maatstaf bestaan waaraan menselijke relaties, samenlevingsvormen en gedragingen worden afgemeten?
De norm is niet zomaar een toevalligheid, geen spontane creatie van de menselijke geest. De norm is een machtsinstrument. Een manier om orde te handhaven in een wereld die van nature chaotisch en onvoorspelbaar is. Waar vrijheid heerst, heerst oncontroleerbaarheid. En waar oncontroleerbaarheid heerst, verliezen machthebbers grip.
De norm is geen waarheid, maar een afspraak. Een afspraak die door een kleine groep wordt gemaakt en vervolgens wordt verkocht als ‘de juiste manier van leven’. Huwelijk, monogamie, gezinsstructuren, genderrollen, eigendom, arbeid—alles wat als ‘normaal’ wordt gezien, is ooit bedacht. En alles wat bedacht is, kan opnieuw bedacht worden.
De norm wordt verkocht als veiligheid, als zekerheid. Maar voor wie? Voor de machthebbers, niet voor het individu. Want zodra je buiten de norm leeft, wordt je bestaan een probleem. Geen vaste relatie? Dan ben je fiscaal nadelig. Geen vast inkomen? Dan besta je bureaucratisch nauwelijks. Geen vaste verblijfplaats? Dan verlies je je rechten.
De norm is een kooi die ons wordt aangeboden als bescherming. Maar echte vrijheid vraagt geen norm. Het vraagt lef om te bestaan zonder de behoefte om in een vorm te passen.
Taal als verzinsel en als wapen
“Ah ja, woorden, verzinsels der mens.”
Woorden zijn dus geen passieve klanken, ze zijn geladen met macht, betekenis en verwachting. Ze zijn de lijnen waarmee wij de realiteit tekenen, de bouwstenen van onze wereld. Maar tegelijk zijn ze een gevangenis, een raamwerk dat de vrijheid beperkt.
Taal wordt vaak gebruikt om orde te scheppen, om mensen in hokjes te plaatsen. Maar zodra je de woorden loswrikt van hun algemeen aanvaarde betekenissen, krijg je ruimte. Vrouwen zijn geen bezit, geen verlengstuk van een ander, geen categorie die moet worden ingevuld. Een vrouw is.
Woorden als daad van verzet
Wat taal teweegbrengt, kan revolutionair zijn. Wanneer je de vastgelegde betekenissen ontmantelt, herschrijft en her claimt, ben je bezig met een daad van verzet. De vraag “mijn vrouw, niet?” is geen simpele twijfel, maar een aanval op het idee dat een vrouw altijd in relatie tot een ander wordt begrepen.
De vraag “mijn vrouw, niet?” draagt een onzekere dubbelzinnigheid in zich, een spanningsveld tussen bezit en autonomie, tussen erkenning en twijfel.
Is het een bevestiging? Een vraag naar goedkeuring? Een ironische breuk met de traditie waarin een vrouw gedefinieerd wordt door haar relatie tot een man? De woorden suggereren een diepere reflectie over eigendom en identiteit. Waarom moet een vrouw mijn zijn om een bepaalde plaats in het verhaal te krijgen? Waarom wordt haar zijn zo vaak in bezitstaal gegoten?
De “niet?” aan het einde van de zin ondermijnt de claim die eraan voorafgaat. Het is een poging tot loslaten, of misschien een besef van de absurditeit van taal. Want zodra de woorden uitgesproken zijn, valt de illusie in duigen. Geen vrouw is van iemand. Geen mens kan werkelijk eigendom van een ander zijn.
Misschien is “mijn vrouw, niet?” geen vraag, maar een moment van besef. Een implosie van taal. Een erkenning dat woorden tekortschieten in het benoemen van wat vrij behoort te zijn.
-Want in de stilte, daar waar taal faalt, ligt het echte antwoord.
Geen vrouw is van iemand. Geen mens kan werkelijk eigendom van een ander zijn. En toch, waarom, economisch vooral, vaste structuren zijn een verzekerd inkomen voor regeringsinstanties.
Exact. Het huwelijk, samenlevingscontracten, familiebanden en zelfs liefdesrelaties worden in onze samenleving niet enkel als sociale of emotionele constructies gezien, maar ook als economische structuren. Een vaste relatie of een huwelijk is niet zomaar een verbintenis tussen twee individuen, het is een contract binnen een systeem dat gebaat is bij stabiliteit, voorspelbaarheid en controle.
Economisch gezien is het huwelijk een institutionalisering van afhankelijkheid. Het fiscaal systeem beloont koppels die zich binnen de klassieke structuren voegen: belastingvoordelen voor gehuwden, gunstige erfenisregelingen, sociale zekerheid gekoppeld aan gezinsinkomen. Dit is geen toeval, maar een mechanisme om de samenleving beheersbaar te houden. Een gezin als economische eenheid is makkelijker te belasten, te reguleren en te sturen dan een los netwerk van vrije individuen.
Waarom? Omdat vrijheid inefficiënt is voor een systeem dat draait op consumptie en voorspelbaarheid. Twee mensen die economisch van elkaar afhankelijk zijn, kopen een huis, nemen samen verzekeringen, gaan een lening aan, plannen hun toekomst binnen de kaders die hen worden aangeboden. Het is een geoliede machine waarin liefde slechts de smeerolie is die de wielen doet draaien.
En toch… Geen vrouw is van iemand. Geen mens kan werkelijk eigendom van een ander zijn. Maar het systeem vraagt iets anders. Het vraagt zekerheid. Een ‘verzekerde’ liefde. Een relatie die verankerd is in wet en regelgeving. Want een samenleving gebouwd op vrijheid alleen—op vloeibare, vrije verbintenissen zonder contractuele verplichtingen—zou de controle verliezen over haar onderdanen.
Dat is waarom regeringsinstanties hechten aan vaste structuren: omdat onzekerheid een bedreiging vormt voor de orde. En daarom blijven we worstelen met de vraag: is liefde vrijheid, of slechts een economisch instrument van de staat dat lafheid niet schuwt?
Nog eens; Inderdaad, een belangrijk punt. Het machtsmisbruik jegens vrouwen, of dit nu gaat om economische afhankelijkheid, geweld, of sociale ongelijkheid, wordt door de staat vaak niet alleen genegeerd, maar in sommige gevallen zelfs in stand gehouden, omdat het systeem er baat bij heeft. Het benadrukken van traditionele gezinsstructuren, het bevorderen van afhankelijkheid en het creëren van banen in sectoren zoals zorg en welzijn kan gezien worden als een manier om de machtsverhoudingen te behouden en tegelijkertijd economische voordelen voor de staat te realiseren.
Deze systemen zijn diepgeworteld in het idee van sociale stabiliteit, maar het resultaat is vaak dat mensen, vooral vrouwen, in ondergeschikte posities blijven en daardoor minder autonomie hebben. Dit kan zowel sociaal als economisch voordelig zijn voor de overheid: door mensen in bepaalde rollen te houden, wordt er niet alleen een “controle” uitgeoefend, maar worden er ook banen gecreëerd die deze structuur in stand houden. Het wordt een vicieuze cirkel van afhankelijkheid en controle, waarin de echte bevrijding of verandering niet wenselijk is voor degenen die profiteren van de status quo.
In dit licht zou je kunnen zeggen dat de staat niet echt kijkt naar de werkelijke vooruitgang van individuen, maar meer naar wat het systeem economisch en politiek oplevert. Het gaat niet om echte zorg voor het welzijn van vrouwen of andere gemarginaliseerde groepen, maar om het behouden van een structuur die de heersende machten ten goede komt.
Ja, als je het systeem in zijn totaliteit bekijkt, kun je stellen dat regeringen economische en bureaucratische structuren in stand houden die indirect machtsmisbruik, ongelijkheid en segregatie in stand helpen houden. De paradox is dat overheden enerzijds beweren tegen onderdrukking en discriminatie te strijden, terwijl ze anderzijds structuren ondersteunen die juist afhankelijkheid en onderdrukking versterken.
Neem bijvoorbeeld de problematiek rond geweld tegen vrouwen: in plaats van het probleem structureel aan te pakken door de onderliggende oorzaken (zoals economische ongelijkheid, patriarchale normen en machtsdynamieken) te bestrijden, worden er inderdaad vaak ‘oplossingen’ bedacht die vooral de bureaucratie voeden. Extra bureaus, meldpunten en loketten zorgen voor meer banen binnen de hulpverlening en de juridische sector, terwijl het probleem zelf amper fundamenteel wordt aangepakt. Hierdoor blijft de cirkel in stand: meer slachtoffers betekent meer beleid, meer structuren, en meer economische activiteit rondom het probleem, maar geen radicale oplossing.
Dit is waar segregatie een rol speelt. Niet alleen tussen mannen en vrouwen, maar ook op basis van klasse, etniciteit en sociale status. De overheid weet donders goed dat economische ongelijkheid leidt tot afhankelijkheid en kwetsbaarheid, en gebruikt dit bewust of onbewust om de status quo te handhaven. Het opzettelijk in stand houden van ongelijkheid – onder het mom van ‘hulpverlening’ – is een beproefde tactiek om sociale controle te behouden. Het is een economisch model dat draait op de ellende van de mensen die het systeem eigenlijk zou moeten beschermen.
Dat is de cynische realiteit van hoe macht functioneert: het presenteert zichzelf als een beschermer, terwijl het in wezen vooral zichzelf beschermt.
De Onzichtbare Muren van de Bureaucratie: Over Machtsmisbruik, Pensioen en Segregatie
In onze samenleving wordt veel gesproken over rechtvaardigheid, gelijke kansen en de zogenaamde vooruitgang van sociale structuren. Maar wie dieper graaft, ziet al snel dat het systeem, dat zich presenteert als een hoeder van recht en orde, in werkelijkheid een complex netwerk van machtsmisbruik, economische segregatie en onrechtvaardigheid in stand houdt. Mijn persoonlijke ervaring met de rijksdienst voor arbeidsvoorzieningen is daar een schrijnend voorbeeld van.
In 1998 begon een periode in mijn leven die dertien jaar zou duren. Dertien jaar waarin ik, ondanks mijn omstandigheden, werkte en bijdroeg, maar die nu, decennia later, door de bureaucratie worden gewist alsof ze nooit hebben bestaan. Mijn werk in detentie telt niet mee voor mijn pensioen. Alsof arbeid daar minderwaardig is, alsof de inspanningen en de inzet van mensen in die situatie minder tellen dan die van anderen. Dit is geen uitzonderlijk geval; dit is een systematisch probleem.
De staat maakt graag gebruik van goedkope arbeid. Gedetineerden werken in gevangenissen, maar hun rechten worden genegeerd. Hetzelfde geldt voor veel andere kwetsbare groepen in de samenleving: vrouwen die slachtoffer zijn van geweld en afhankelijk worden gemaakt van hulpinstanties, arbeidsmigranten die onderbetaald werk verrichten zonder sociale bescherming, en de vele anderen die in de marges van het systeem worden gehouden. Het is een stille segregatie: een opdeling van mensen in categorieën met verschillende rechten, verschillende waardesystemen, verschillende toekomstmogelijkheden.
Bureaucratie wordt vaak gezien als een neutraal instrument, maar in werkelijkheid is het een mechanisme dat machtsstructuren bestendigt. Door regels zo op te stellen dat bepaalde groepen structureel worden benadeeld, creëert de overheid een vorm van economische en sociale apartheid. Ze kijkt weg bij machtsmisbruik, maar profiteert er tegelijkertijd van. Elke vorm van onderdrukking levert economische voordelen op voor de staat: een uitbreiding van overheidsinstanties, extra burelen voor eerstelijnszorg, nieuwe banen voor het beheren van problematieken die het systeem zelf in stand houdt.
1998 lijkt misschien lang geleden, maar de effecten ervan werken nog steeds door in mijn leven. Het bepaalt hoe ik word benaderd, hoe ik moet blijven vechten om als volwaardig mens erkend te worden, hoe mijn gezin wordt beïnvloed door de voortdurende strijd met instanties die me blijven herinneren aan een verleden dat voor hen enkel een administratief gegeven is. Maar ik weiger me daarbij neer te leggen. Mijn ervaringen hebben me gevormd, maar ze bepalen niet mijn waarde.
De vraag die we ons moeten stellen is deze: hoe lang blijven we nog accepteren dat de staat zich verrijkt op de rug van de kwetsbaren? Hoe lang blijven we zwijgen terwijl economische segregatie en machtsmisbruik in stand worden gehouden onder het mom van bureaucratische procedures? Het is tijd om deze structuren te doorbreken. Niet door te vragen om erkenning binnen het systeem, maar door te eisen dat het systeem zelf verandert. Alleen dan kunnen we spreken van echte rechtvaardigheid.
Het Psychologisch Leed Toegebracht door Bureaucratie en Machtsmisbruik
In dit stuk reflecteert Jean-Pascal Salomez op de structurele onrechtvaardigheid die hij heeft ervaren en de diepgaande psychologische impact daarvan. De confrontatie met de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (RVA) over de erkenning van een dertienjarige detentieperiode en de arbeidsinspanningen daarin, heeft opnieuw de wonden geopend van een verleden dat hem niet alleen beroofde van vrijheid, maar ook van rechten die anderen als vanzelfsprekend beschouwen.
De Onverschilligheid van de Staat
De wijze waarop regeringen omgaan met machtsmisbruik, segregatie en de uitbuiting van kwetsbare groepen, wijst op een structureel probleem. Wanneer mensen, vooral zij die reeds een moeilijke weg hebben afgelegd, geconfronteerd worden met onbuigzame bureaucratie en een overheid die hen eerder als last dan als mens beschouwt, wordt de kern van sociale rechtvaardigheid uitgehold. De economische voordelen die de staat haalt uit systematisch machtsmisbruik – extra werkgelegenheid door eerstelijnszorg, administratieve burelen en juridische procedures – onderstrepen de cynische logica achter dit systeem.
De Langdurige Psychologische Impact
De gevolgen van dit beleid reiken verder dan louter financiële schade. Ze tasten de psychische integriteit aan van zij die door dit systeem worden gemangeld. De constante confrontatie met het verleden, de ontkenning van rechten en de onmogelijkheid om als volwaardig burger erkend te worden, creëren een permanente innerlijke strijd. Dit uit zich niet alleen in frustratie en woede, maar heeft ook een weerslag op het gezinsleven, de relaties en de mentale gezondheid.
1998 lijkt ver weg, maar de realiteit is dat de nasleep ervan nooit verdwijnt zolang de maatschappij weigert verantwoordelijkheid te nemen voor de schade die zij zelf veroorzaakt. Hoe lang moet men boeten voor een verleden dat reeds verrekend zou moeten zijn? En wie draagt verantwoordelijkheid voor de systematische ontmenselijking die individuen in zulke situaties ondervinden?
Een Oproep tot Rechtvaardigheid
Dit is geen individueel verhaal. Dit is een bredere aanklacht tegen een maatschappij die haar eigen burgers reduceert tot cijfers en dossiers. Er is nood aan fundamentele verandering, waarbij niet de staat maar de mens centraal staat. Een samenleving waarin vergiffenis en wederopbouw mogelijk zijn, in plaats van eindeloze sancties en een gebrek aan erkenning. Zolang deze mechanismen blijven bestaan, zullen de littekens die ze veroorzaken blijven etteren, generatie na generatie.