Verdomme, me reet, de reetkever kruipt,
Een gatworm diep, zijn weg geslepen, sluipend duikt.
Een dildo scherp, door de nacht, kraakt het leven,
Snaakt naar meer, een wild verlangen, onbegeven.
Hij braakt woorden, onbegrensd, onbeheerst,
Een uitspraak, als een bliksemschicht, onverweerd.
Wijsheid en domheid, hand in hand verstrengeld,
Mensheid gevangen, door zijn greep gekrengeld.
Een allesvernietigende kracht, megalomaan complex,
Het Vaticaan, een toneelstuk, als een duivels annex.
Moslimonderricht, christelijk geschoold,
Gereformeerd en meer, de mix van het goud.
In zijn ogen weerspiegelt zich een ongekend vuur,
Een vurige passie voor de wereld, vol avontuur.
Een gedicht geweven uit chaos en orde,
Een universum van woorden, waarin alles wordt verwoord.