In de schaduw van de nacht, doordrenkt met eenzaamheid,
Ontvouwen velden van vernietiging, een menselijke vloek.
Destructief doordacht, als het sinister meesterwerk,
Waar de dictator wandelt, vol bewondering en smeerwerk.
Langs de paden van verderf, in het donkerste uur,
Dansend tussen kraters, elk een echo van haat en vuur.
De menselijke ziel, gehuld in duisternis en pijn,
In deze velden van vernietiging, waar schaduwen schijn.
Een dictator, een meester van onderdrukking en macht,
Bewondert de kraters, trots op het vernietigingswerk.
Hij wandelt langs de overblijfselen van wat ooit was,
Een landschap getekend door de tragedie van zijn impasse.
De velden, getuigen van de onuitsprekelijke prijs,
Die betaald wordt in tranen, in verlies en in grijs.
De kraters, littekens van een duister verleden,
Herinneren aan de kostbare menselijkheid die werd treden.
In de stilte van de nacht weerklinkt de echo van spijt,
Over deze velden van vernietiging, waar de mensheid lijdt.
Moge de toekomst ons leiden naar een nieuw morgenrood,
Weg van de velden van vernietiging, naar een vreedzamer oord.