Kunstenaars zijn apen van het plagiaat ras,
Ze apen na, krijsen woorden na,
Echoën echo’s van vergeten stemmen,
Schilderen schaduwen in een vervalst licht.

Apen schreeuwen, papegaaien herhalen,
Hun eigen waanzin, hun eigen verhalen.
Plagiaat! Een schreeuw zonder schroom,
Een kopie, een echo, een gedachtestroom.

Oorsprong, origineel, een farce,
In een wereld van herhalingen, een felle dans.
Lijnen die vloeien, kleuren die stelen,
Een schilderij van diefstal, een stiekeme omhelzing.

Wat is nieuw? Wat is oud?
Een cirkel van ideeën, een eindeloos houvast.
Ogen die zien, handen die graaien,
De kunst van het lenen, een vermomde kaalslag.

Schreeuw! Schreeuw! Kleuren in het rond,
Een wirwar van zielen, dromen die vervagen.
Plagiaat, een lied zonder rem,
Echo’s van meesters, opnieuw gevangen.

Woorden vliegen, zinnen vervliegen,
Papegaaien herhalen, zonder te liegen.
Originaliteit, een verbeeld sprookje,
Alles is herhaling, alles is een trage echo.

Breek de vorm, buig de lijn,
Schreeuw naar de hemel, een plagiaat in pijn.
Kunstenaars, apen, in een kring,
Laat de wereld zien, in een repetitieve spring.

Dus schreeuw, schreeuw, en herhaal,
De wereld is een spiegelzaal.
Plagiaat, een dadaïstische grap,
Een echo van de tijd, in een eindeloze stap.