Een verteller vertelt over zijn ontmoeting met het crapuul van Kusmekloteland, een groep mensen die bekend staan om hun vreemde en onvoorspelbare gedrag. Terwijl hij zich probeert te distantiëren van hun wereld, wordt hij toch betoverd door hun aanwezigheid en vraagt hij zich af of hij ooit weer zal terugkeren naar hun surrealistische wereld.
Vanuit het dadaïstische filosofische perspectief zou de tekst kunnen worden gezien als een satirische uitdrukking van de absurditeit van de menselijke psyche. De beschrijving van de crapulekes als jaloers en voyeuristisch, en hun diefstal van lolly’s van vrouwen die zichzelf plezierden, kan worden gezien als een kritiek op de hypocriete en oppervlakkige aard van de menselijke verlangens en de manier waarop deze verlangens soms worden onderdrukt of juist worden geuit op ongepaste manieren.
Daarnaast kan de tekst ook worden gezien als een uitdrukking van het dadaïstische idee dat de wereld een chaotische en absurde plaats is, waarin conventionele normen en waarden worden uitgedaagd en ondermijnd. Het feit dat de crapulekes zichzelf beschouwen als “crapulesk crapuul” en zich bezighouden met het stelen van fietsen van politiecommissarissen en lolly’s van vrouwen, kan worden gezien als een parodie op de gevestigde machtsstructuren en sociale normen die de samenleving beheersen.
Kortom, de tekst kan worden gezien als een dadaïstische uiting van de menselijke psyche en de absurditeit van de wereld waarin we leven.
Lees Meer